Winkel

Er is een winkeltje in Groningen aan de Kostersgang, dat Veen Kruidenier heet. Een heel klein winkeltje, dat al meer dan honderd jaar bestaat. Er pasten vroeger zo’n vijf klanten in, en tegenwoordig maximaal drie.
De oude Veen overleed eind jaren 90 op hoge leeftijd. Per testament liet hij de winkel na aan Trees, die als 16-jarig meisje als dienstbode en bezorgster bij hem in dienst was gekomen. Martha, een oudere zus van Trees, ging net met pensioen en kwam erbij. Samen bestierden ze vervolgens het winkeltje, totdat Martha vorig jaar zomer plotseling overleed. Sindsdien runt Trees de winkel in haar eentje.
Eerlijk gezegd is het een beetje een aflopende zaak. Want een belangrijke klant, Verzorgingstehuis Rikkers-Lubbers aan de Radesingel sloot vorig jaar z’n deuren. Zo’n 55 jaar lang bezorgde Trees alle boodschappen voor de bewoners van het Tehuis. Niet alleen spullen uit haar eigen winkel, nee, als iemand een Hema-worst wilde, dan haalde ze die bij de HEMA. Op het laatst nam ze in vertrouwen de pinpasjes mee om te betalen. De pincodes had ze op een briefje bij zich.
Ik woonde in het verleden zo’n 30 jaar lang vlakbij en kwam er meerdere keren in de week. Na een verhuizing 15 jaar geleden kom ik nog elke zaterdag trouw langs en blijf dan soms wel een uur. Dan ontmoet ik oude bekenden en halen we herinneringen op.
In de winkel is eigenlijk nooit iets veranderd. De artikelen worden voor je van de schappen gepakt en eventueel in je tas gestopt. Het assortiment is klein, één merk pindakaas etc., maar alles wat je nodig hebt is aanwezig. Een kassabon ontbreekt, de rekening wordt opgemaakt op een kladpapiertje. De oude Veen telde de bedragen met hoofdrekenen op; de elektronische kassa die Trees ooit cadeau kreeg, bleek te abstract en staat ergens in een kast. Wél gebruikt ze bij veel bedragen een rekenmachine met grote knoppen. Er worden nog steeds af en toe boodschappen bezorgd. Als er wensen zijn voor bepaalde artikelen, dan worden die speciaal aangeschaft.
Als je de winkel binnenstapt dan kom je in aanraking met vervlogen tijden, en ook met de normen, waarden en opvattingen van vroeger. Gekoppeld aan die van de tegenwoordige tijd. Dit geeft de winkel een grote en waardevolle diepgang, die mij, als 66-jarige, véél biedt.
Vanuit de aard van de zaak komen er ook nu nog mensen, die het winkeltje prefereren boven de supermarkt. En daar zitten vaak wat aparte mensen bij.
Voor mijn gevoel staat de winkel buiten de tijd! Verbaasde voorbijgangers zwijmelen in nostalgie en kopen een onsje drop. Zij beseffen niet dat de winkel voor Trees, mij en nog vele anderen gewone nuchtere realiteit is. RTV Noord en Dagblad van het Noorden hebben door de jaren heen al vele pogingen ondernomen om een item te maken over het enige overgebleven kruidenierswinkeltje in de stad. Maar ze vingen en vangen steeds bot! Veen wilde het niet, en daardoor wil Trees het ook niet. De winkel wil en kan niet vastgelegd worden in de tijd, denk ik dan vergenoegd. Toch beschrijf juist ik nu de winkel! Maar dit is eigenlijk een soort liefdesbrief, vind ik.
Trees is in al die jaren een dierbare vriendin geworden. En ik heb enkele klanten heel goed leren kennen. Het leuke is ook dat de tijd een andere betekenis krijgt, je neemt de tijd voor een praatje, waar dat ontbreekt in de supermarkt. En als ik mijn portemonnee vergeten heb is dat geen probleem. De boodschappen worden genoteerd. Trouwens: overbodig te melden dat er niet gepind kan worden.
Als ik zo terugblik door al die jaren zie ik weer veel klanten voor mijn geestesoog.
Zoals het oude en ouderwets geklede mannetje met hoed en sigaar, en in de winter prachtige versleten lederen handschoenen, die vaak roomsoesjes en koekjes kocht. Als hij meer kocht, dan werd het bezorgd, want hij was tamelijk zwak, hij was al eens omgevallen door de last van zijn tas. Soms werden we, de klanten, opgeschrikt door een sterfgeval; soms ook zagen we het aankomen.
Pim Fortuyn woonde in zijn Groninger jaren in de buurt van de winkel. Hoewel hij er niet vaak kwam, bestelde hij regelmatig bier. De bejaarde Veen en Trees liepen dan, ieder met een krat bier, naar de hoek Radesingel/Trompstraat, waar Pim op de bovenste etage van een flat woonde. Hijgend boven gekomen - Trees weet nog het aantal traptreden - belden ze aan. Pim deed dan open met de woorden: ‘Zet maar in de keuken.’ Met twee lege kratten liepen ze dan weer terug naar de winkel. Hierdoor kreeg ik een grote hekel aan Pim Fortuyn.
Door de jaren heen kwamen en komen er klanten die ‘buiten alles vallen’. Daklozen, alcoholisten, junks, gestoorden. Verschoppelingen enerzijds, in vrijheid verkerend anderzijds. De bedelaar, die genoeg euro’s heeft gesprokkeld voor een fles vruchtenwijn. De jachtige, rillende en zieke junk. De gemoedelijke zwerver, die het goed bevalt in Groningen. Allen werden en worden in het winkeltje met het meest normale menselijke respect ontvangen. Waar ‘de samenleving’ op hen neerkijkt, zoals ze zitten te drinken in een portiek, ervaren ze hun menselijke waardigheid in de winkel, waarbij ze kortstondig in contact komen met de samenleving, in de vorm van andere reguliere klanten. De grote diepgang en de ruime grenzen van de winkel werden soms tot het uiterste opgerekt in de vorm van ‘poffen’ en het in bewaring hebben van spullen en pasjes. Over het beleggen van een broodje met kaas werd niet moeilijk gedaan. Ook waren er afspraken met sociale pensions en opvanghuizen.
Zo mocht Wander elke dag 6 beugels Grolsch halen, die aan het eind van de maand keurig werden betaald door zijn voogd. Ook fietste Martha enkele jarenlang elke dag om 11 uur naar het Eemskanaal NZ, waar in de bosjes twee mannen in een tent woonden. Een van de mannen stond haar al op te wachten om twee flessen vruchtenwijn in ontvangst te nemen. Ook dit werd dan regelmatig afgerekend. Ik zal Trees nog eens vragen of ze dan op zaterdag 4 flessen bezorgde, zodat de heren ook op zondag konden drinken …
Enkele al wat oudere alcoholisten hadden soms iets te veel ‘de geest’. ‘Frans, hou ‘m vast!’ Ik stond dan stand-by om te voorkomen dat hij in het kleine winkeltje tegen de koekjes zou vallen. Soms ook werd er een taxi gebeld. De winkel had als het ware zorg voor haar klanten. Maar ook bij Trees bestonden er uiterste grenzen. Er was sprake van een soort evenwicht, men zou haar niet gauw bedonderen, hoe hoog de nood ook was, want waar vond je anders zo’n waardevolle winkel?!
Door de jaren heen heb ik veel ‘drop-outs’ goed leren kennen. Ik hoorde over hun achtergrond en ontdekte steeds weer hoe weinig er voor nodig is om op straat te belanden. Voor sommigen was het als het ware een keuze geworden. Ze beklaagden zich beslist niet meer dan ‘normale’ mensen en waren niet minder goedgemutst.
Het was - de hoogtijdagen van de winkel liggen achter ons - de bonte melange van alle klanten bij elkaar, door elkaar. Het even met elkaar omgaan. Oud en jong. Lief en leed. Het jezelf kunnen zijn. Het winkeltje hield en houdt de aloude betekenis en waarde van het begrip ‘kruidenierswinkel’ nog gewoon levend. Het heeft geen boodschap aan het gegeven dat zoiets tegenwoordig al lang uit de samenleving is verdwenen. Dat maakt voor mij dat het méér is dan een winkel!
Frans Geubel

Later bericht | Overzicht | Eerder bericht |
