Kerstvertelling: Kerstfeest op het Wad
Het is de winter van 1978 en de laatste dag voor de Kerstvakantie. De kinderen op de school voor beroepsonderwijs in Groningen pakken hun boeken en schriften bij elkaar. De laatste les zit erop. Jan loopt voorop. Snel, snel wil hij naar huis. Jan woont op Schiermonnikoog en is alleen in het weekend thuis. Daar ligt zijn kleine zusje Marietje op hem te wachten. Hij zou thuiskomen met nieuwe medicijnen die op het eiland niet te krijgen zijn. Haastig rent Jan met de andere kinderen naar de uitgang van de school en dan de snijdende kou in. Het vriest en sneeuwvlokken dwarrelen naar beneden op de gladde straat. Gauw naar de bus, want als je die mist, kom je niet meer op het eiland. De Gadobus rijdt met klapperende ruitenwissers langzaam over de weg van Groningen via Winsum naar Lauwersoog. Op de weg rijden strooiauto’s van de provincie Groningen om de weg nog enigszins begaanbaar te houden. De ramen zijn vanbinnen beslagen, maar als Jan met zijn hand over het glas veegt, kan hij de uitgestrekte weilanden langs de weg zien liggen. Uit de sneeuw steken zwarte hekpalen omhoog. Zwarte kraaien vliegen langzaam tussen de bomen. Jan denkt aan zijn zieke zusje. Zou hij de boot nog halen?
© Koos Boertjens – Groningen NL
Foto: Shutterstock
In het Lauwersmeergebied steekt een harde wind op vanuit het Noordwesten. Het meer is bevroren en de sneeuw stuift over het ijs de weg op. Achter de bomen dwarrelt de sneeuw naar beneden en ontstaan hoge sneeuwduinen. Sneeuwschuivers proberen hier de weg begaanbaar te houden. Maar ook mannen staan met grote kolenscheppen tot hun knieën in de sneeuw. Zij scheppen op de weg de sneeuw weg tot het zweet hen op de rug staat. Iedereen wil Kerstavond naar huis om daar onder familie de komst van het Kerstkind te vieren. Als de bus probeert door een sneeuwduin te komen, blijft deze steken. Wielen draaien als een dolle rond, maar de bus glijdt langzaam opzij de berm in. Dan roept Jan: ‘Zo halen we de boot nooit op tijd!’ Hij denkt aan zijn zusje dat zo ziek op bed ligt. Jan stormt naar voren. ‘Chauffeur, we gaan met z’n allen achter de bus duwen. Misschien lukt het dan’. Alle kinderen stappen uit en zakken weg in de dikke laag sneeuw. Met hoog opgetrokken knieën weten ze door de sneeuw te stappen en gaan tegen de achterkant van de bus drukken. Jan duwt het hardst. Ze moeten verder en met de boot naar het eiland. Vooraan staan de mannen driftig te scheppen en ja, daar glijdt de bus langzaam naar voren weer de weg op. Ze kunnen verder! Inmiddels begint het langzaam donker te worden. De haven van Lauwersoog komt eindelijk in zicht. Het is er stil en verlaten. De Urker vissers zijn de dag ervoor al binnengelopen en hebben hun vissersboten aan de kade en steigers afgemeerd. Zij zitten al lang bij moeders en kinderen thuis.
Gelukkig ligt de veerboot van de Koninklijke Wagenborg nog aan de kade. De kapitein heeft gewacht op de schoolkinderen. Hoe kon hij ook zonder hen wegvaren! Snel gaat iedereen de bus uit. Jan voorop naar de warme kajuit van de veerboot. Jan kijkt in zijn tas. Ja, daar ligt het doosje met de pillen voor Marietje nog. Oh, als ze de overkant maar halen! De overtocht naar Schiermonnikoog duurt normaal drie kwartier, maar vandaag waait het hard en grondijs maakt het varen over het Wad moeilijk. De veerboot is afgeladen met eilanders die met Kerst thuis willen zijn. De kinderen uit de bus kunnen nergens meer zitten. Alleen op de grond is nog plaats. Ze praten opgewonden met elkaar over wat ze in de Kerstvakantie gaan doen. Jan wil alleen maar bij zijn zusje zijn van wie hij zoveel houdt. Hij vertelt over de ziekte die het meisje heeft. Ze heeft kinkhoest en van het kinken wordt ze heel erg moe. Jan wil met haar naar buiten en lopen in de frisse winterse buitenlucht.
Vrachtauto’s staan volgepakt aan dek. Daardoor ligt het schip dieper dan anders. Met moeite worden de zware met ijs bedekte trossen losgemaakt van de bolders op de kade. Het schip vaart achteruit. Grote ijsschotsenschuiven en buitelen over elkaar en plonsen dan het water in. Zo ontstaat een smalle geul waardoor het schip verder kan varen. Dan met de boeg naar zee vaart het schip de haven uit. Een harde snijdende wind komt recht van voren en dringt door de kieren van de patrijspoorten. IJsschotsen bonken tegen het schip en trachten het schip gevangen te nemen in een ijzige greep.
In de kajuit zit Jan met de andere schoolkinderen tussen de volwassen mensen en iedereen vraagt zich af of ze het eiland zullen halen. De tocht gaat door de nauwe geul die nu vol ligt met grote ijsschotsen. De kapitein laat zijn schijnwerper zwaaien over de ijsvlakte. Langzaam volgt het schip een weg door de geul. Het schip moet tussen de boeien blijven om niet vast te lopen. Door de zware Noordwesterstorm wordt steeds meer ijs het Wad opgestuwd. De veerboot is niet gebouwd op zulke extreme weersomstandigheden. De motoren draaien op volle kracht, alle pk’s worden ingezet om het schip vooruit de duwen door het zware pakijs. Maar het lukt niet. Langzaam loopt het schip vast tegen een kistwerk van ijsschotsen. Ze kunnen niet meer voor- of achteruit.
De kapitein verlaat de brug en kalm loopt hij de kajuit binnen waar de passagiers opeengepakt bij elkaar zitten. Jan vraagt zich af wat er nu gaat gebeuren. Maar de kapitein is de baas op het schip en van hem zal de oplossing moeten komen.
Langzaam en bedaard neemt de kaptein het woord. ‘Het lijkt erop, dat we niet verder kunnen. Het waait te hard en het ijs heeft het schip van alle kanten opgesloten. Het is nu eb, maar straks zal de vloed het schip omhoog drukken. We zullen de avond en misschien de nacht aan boord moeten doorbrengen. Maar wees niet bang, er is genoeg eten en drinken voor een paar dagen aan boord. Wat we nog niet hebben is een kerstboom’! Jan denkt alleen maar Marietje, aan zijn zieke zusje. Wat wil hij graag naar huis!
Een van de chauffeurs springt op en zegt: ‘Ik heb nog een paar kerstbomen op mijn vrachtauto liggen. Daar kunnen we wel één vanaf halen om hier neer te zetten’! Een andere passagier heeft kerstballen voor de kerstboom thuis meegenomen, die kunnen nu mooi hier in de boom. En zo wordt midden in de kajuit de kerstboom opgezet en opgetuigd. Iedereen gaat om de kerstboom staan. Dan zet één van de chauffeurs een Kerstlied in en met heldere stem zingen de kinderen mee. Zo mooi, dat iedereen aan boord ontroerd de tranen de vrije loop laat. Jan denkt even niet aan thuis, maar zingt uit volle borst mee.
Uit de kombuis komen kannen chocolademelk en gevulde koeken. De kapitein leest uit de bijbel het verhaal voor over de geboorte van het kindje Jezus in de kribbe in de stal van Bethlehem. Hij vertelt over de herders die een heldere ster aan de hemel zien en zo de weg naar de kribbe weten te vinden. Het loopt al tegen elf uur. Jan gaat naar buiten en ziet dat de wind is gaan liggen. De lucht wordt helder en de vloed komt op. Het ijs begint langs het schip weg te drijven. De kapitein besluit om de motoren van het schip te starten en door te varen naar het eiland. Wat is Jan blij! Dan kan hij toch nog vanavond thuis zijn bij vader en moeder en zijn lieve, zieke zusje.
De inwoners van Schiermonnikoog zijn naar de pier gelopen om te kijken of de veerboot eindelijk komt. En ja, daar in de verte verschijnen de lichten van een schip. Als het naderbij komt, zien ze de veerboot langzaam door het ijs varen. Jan staat voorop aan de reling en zwaait met de andere kinderen naar de mensen op de vaste wal. Alles komt goed nu. Jan is zo opgelucht dat hij zijn zieke zusje op tijd de pilletjes kan geven!
Dan als de boot is afgemeerd, wordt er nog een Kerstlied gezongen. In deze avond waarop met spanning werd uitgekeken naar de veerboot van Lauwersoog, zingen alle inwoners van het eiland in een koor ‘Stille nacht, heilige nacht’ en ‘Vrede op aarde, vrede op aarde, In de mensen een welbehagen’.
Ik wens u een prettig Kerstfeest.
Vorige bericht | Terug | Volgend bericht |